Niet elk hoogbegaafd kind laat zijn cognitieve talent zien. Zeker als het kind nooit heeft leren leren. Sommigen onder hen vallen dan op door hun afwezige blik, te trage of chaotische werkaanpak. Ze geven tijdens proefwerken antwoorden die totaal niet lijken te passen bij de vraag. Leerkrachten uiten dan al snel hun zorgen en vragen zich af of het kind wel op het juiste niveau zit. Zo ook de leerkracht van Jesse, waarover ik al in mijn vorige blog schreef.
Uit de praktijk: Jesse
Jesse zat net op de middelbare school. Zijn ouders hadden de hoop dat Jesse wel ‘aan’ zou gaan als hij op het voortgezet onderwijs op zijn niveau zou worden aangesproken. Op de basisschool stond hij namelijk al een hele tijd op ‘uit’.
Tot en met groep 4 viel Jesse altijd op door zijn competitieve gedrag: hij was een gedreven mannetje dat juist opviel door zijn nieuwsgierigheid. Vanaf een jaar of negen veranderde hij. Jesse ging niet meer graag naar school, klaagde vaak over hoofd- en buikpijn en zijn schoolresultaten kelderden enorm.
De leerkracht van groep 5 stopte daarom met het verrijkingswerk en gaf hem meer herhalingsstof. Hierdoor ging Jesse nog meer achteruit. Een intelligentietest wees uit dat Jesse de leerstof makkelijk moest aankunnen en dat hij juist minder herhaling en veel meer uitdaging nodig had. Toen de leerstof werd aangepast ging het weer een beetje beter. Maar dat duurde meestal niet erg lang. Al snel nam de motivatie weer af. En zo sukkelde Jesse door tot en met groep 8. Ondanks de tegenvallende Citoresultaten zou Jesse toch gewoon starten op het VWO.
Nieuwe ronde, nieuwe kansen
De ouders van Jesse waren maar wat blij dat ze de schooldeuren van de basisschool achter zich konden sluiten. Er zou een nieuw tijdperk aanbreken: een andere leeromgeving, ontwikkelingsgelijken en passende leerstof zouden het tij vast keren. De eerste paar weken waren hoopgevend: Jesse kwam vrolijk uit school en ging er ook graag naar toe.
De eerste onvoldoendes
Maar nadat de cijfers van de eerste proefwerken binnenkwamen, volgde er een verontrustend telefoontje van de mentor: Jesse zou erg afwezig zijn tijdens de les en alle proefwerken waren tot nu toe onvoldoende.
Hoewel het een teleurstellend bericht was, waren de ouders toch niet helemaal verrast: Jesse had immers nooit echt leren leren. De combinatie met zijn dromerigheid was natuurlijk niet zo’n beste.
Een aanpak met vertrouwen
Wat was hier nodig? Een goede samenwerking van ouders en leerkrachten en vertrouwen uitspreken naar het kind.
Zoals eerder beschreven gingen de ouders van Jesse thuis met Jesse aan de slag. Maar op school moest Jesse ook ‘in het zadel’ geholpen worden.
De leerkrachten pakten mijn advies op en gingen als volgt te werk:
- Elke vakdocent nam de huidige situatie met Jesse onder de loep. Hierdoor kreeg Jesse inzicht in zijn huidige aanpak en wist hij wat hij moest verbeteren.
- Vervolgens werd er per vak een concreet en haalbaar doel gesteld voor de komende twee weken. In het begin werd de lat bewust niet te hoog gelegd zodat Jesse vertrouwen in zichzelf zou krijgen,
- Er was een nauwlettende begeleiding op het proces: na elke taak controleerde de docent of Jesse de taak goed gelezen had en of de taak conform opdracht was uitgevoerd,
- Aan het einde van iedere les kreeg Jesse twee toetsvragen. Zo kon Jesse ook wennen aan de manier van toetsen. Bovendien leerde hij ook om het antwoord goed te formuleren.
- Niet onbelangrijk: de leerkracht benadrukte elke stap die goed ging en sprak het vertrouwen uit. Voor een gevoelig kind als Jesse was dit erg belangrijk.
Jesse kreeg door deze aanpak meer inzicht in zichzelf en hoe hij opdrachten en toetsen moest aanpakken. Hij werd zich bewust wanneer hij afdwaalde en leerde ook te ontdekken hoe hij zichzelf beter bij de les kon houden. Zo merkte hij bijvoorbeeld dat hij na een lesuur toch echt even moest bewegen om zich beter te kunnen concentreren. Stapje voor stapje verbeterde zijn aanpak. Door de successen nam de motivatie en het zelfvertrouwen toe en kreeg Jesse steeds beter de slag te pakken.
De leerkrachten zagen aanvankelijk op tegen bovenstaande aanpak. Het zou immers veel aandacht vragen. Ze zien echter nu dat een kind als Jesse deze aanpak nodig heeft en dat het in relatief korte tijd vruchten afwerpt. Dit motiveerde hen enorm om bepaalde interventies zoals het stellen van toetsvragen aan het einde van de les, in te zetten voor de hele klas.
De namen in dit blog zijn uit het oogpunt van privacy gefingeerd.
Ik snap het probleem, de oplossing lijkt prima. Maar de praktijk van de middelbare school? Vakdocenten met 30 kinderen in een klas? Op de basisschool zijn sommige juffen nog wel in staat de juiste begeleiding en extra aandacht te bieden. Onzecervaring op het vwo is echter dat de meeste docenten dat niet kunnen of willen en de centrale zorg ontbreekt.
Dag Marjan,
Ik herken wat je schrijft. Ik probeer docenten echter vaak te overtuigen dat het meestal niet om die ene leerling gaat maar dat deze aanpak zou kunnen helpen voor alle leerlingen: meer begeleiding op het proces en leerlingen actief betrekken bij hun ontwikkeling. Dat vraagt uiteraard een ander klassenmanagement. Die uitdaging zouden ze moeten aangaan. Mijn ervaring is dat het energie oplevert voor docent en leerlingen.